Voetgangers moeten in staat worden gesteld om zich via bruikbare, veilige en logisch gelegen voetpaden te verplaatsen. Dit geldt ook voor tijdelijke maatregelen.
- Het trottoir moet altijd een beloopbare breedte houden van minimaal 1,20 meter, indien nodig door extra voorzieningen.
- Indien er geen sprake is van een beloopbaar trottoir dient een alternatief te worden aangeboden.
- Houd rekening met de functie van de straat (bijvoorbeeld winkelstraat) en de voorzieningen in de omgeving (bijvoorbeeld musea of ziekenhuis, etc.). Stem de tijdelijke maatregelen af op het gebruik.
- Leg loopschotten altijd vlak en aaneengesloten neer en onderbreek de looproute nooit.
- Houd rekening met mensen die minder goed ter been zijn en met (visueel) gehandicapten.
- Tref, bij het onderbreken van een geleidelijn voor slechtzienden en blinden, aanvullende maatregelen.
- Zorg dat de alternatieve route altijd is voorzien van een ‘natuurlijke’ gidslijn. Wanneer deze niet aanwezig is, breng dan een geleidelijn aan.
- Creëer bij lange werkvakken ‘doorsteken / overgangsplaatsen’ voor voetgangers.
- Geen materiaal, materieel of rommel op de looproute.
- Maak duidelijk waar voetgangers kunnen lopen.
- Maak hellingbanen bij hoogteverschillen.
- Creëer sociaal veilige locaties (geen nauwe doorgangen, te weinig verlichting, etc.)